Wolvenburg is van oorsprong een bolwerk uit circa 1580 en sinds 1856 staat er een gevangenis. Nu is Wolvenburg met vijf verschillende beschrijvingen een rijksmonument.
Wolvenburg als verdedigingswerk
Met vijf beschrijvingen in het monumentenregister is bolwerk Wolvenburg en gevangenis Wolvenplein een rijksmonument:
- De oude stadswal met grachtengordel a/d Stadsbuitengracht (Monumentnummer: 18413)
- De restanten van het bolwerk Wolvenburg (Monumentnummer 18414)
- Het cellencomplex met twee dienstwoningen (Monumentnummer: 514205)
- De bij de gevangenis horende kerk (Monumentnummer: 514206)
- De luchtplaats met ringmuur en aan de stadszijde het smeedijzeren hek (Monumentnummer: 514207)
Beschrijving van de onderdelen, de stadsverdediging en het bolwerk:
1. De eerste beschrijving is de locatie van de oude stadswal die bij het verkrijgen van het stadsrecht door Utrecht na 1122 is ontstaan. Beschermd zijn de rondom de oude binnenstad gelegen wallen, afkomstig van de vroegere verdedigingswerken, in oorsprong daterend uit de 12e eeuw; tussen 1829 en 1885 naar plannen van J.A. Zocher geplantsoeneerd; met de daarbij behorende grachtengordel, te weten de grachten met hun kademuren of taluds.
Voorts de restanten van de onder Karel V gebouwde stenen bolwerken Zonnenburg, Sterkenburg en Maenenburg, de restanten van de voormalige Citadel Vredenburg en die van de vijf aarden bolwerken omstreeks 1580 aangelegd.
2. De tweede beschrijving is het bolwerk Wolvenburg, een aarden bolwerk dat diende in de verdediging van de Nederlandse stad Utrecht. Het bolwerk werd omstreeks 1580 onder leiding van de vestingbouwkundige Adriaen Anthonisz tezamen met vier andere bolwerken (Begijnebolwerk, Lepelenburg, Lucasbolwerk en Mariabolwerk) aangelegd om de stadsverdediging te moderniseren.
De restanten van deze stadsverdediging zijn beschermd monument. Korte monumenten omschrijving: restanten van de verdedigingswerken, zich uitstrekkend over het gevangeniscomplex, welke van belang zijn uit het oogpunt van krijgshistorische waarde.
Het gevangeniscomplex
3. De derde omschrijving is het cellencomplex met aan weerszijden twee dienstwoningen: grotendeels gebouwd in 1851-’56 naar ontwerp van architect I. Warnsinck, onder directie van Rijkswaterstaat ir. J. Fijnje en naderhand uitgebreid door J.F. Metzelaar en W.C. Metzelaar. Kruisvormige plattegrond, met drie armen waarin de cellen gehuisvest zijn, een verbindingsruimte, en een vierde vleugel voor administratieve doeleinden, verbonden met de driedelige voorbouw.
Het midden voorgebouw was tot 1986 woningen voor directieleden en een portiersloge en daarna administratiegebouw. Ter weerszijden en daarmee verbonden tot twee dienstwoningen, in de jaren 1880 uitgebreid en na 1986 omgebouwd.
Elke vleugel met souterrain en drie verdiepingen onder met leien gedekt zadeldak, waarvan de noordwest- en zuidoostvleugel even lang zijn, de noordoostvleugel is in 1874- ’76 verlengd. Veelal ongelede vleugels met diepliggende getoogde meerruits ramen met bovenlicht en kunststenen onderdorpels.
De voorbouw, het administratiegebouw, bestaat uit een negen traveeën breed middendeel onder een met leien belegd schilddak, door muren verbonden met twee zijvleugels (dienstwoningen) onder met leien gedekt schilddak, van ieder vier traveeën breed. Het middendeel is uitgevoerd met hoekrisalieten, twee bouwlagen, schuifvensters met glas-in-lood en geprofileerde daklijst met dakkapellen.
Zijvleugels eveneens met twee bouwlagen, geprofileerde daklijsten en dakkapellen. De cellen zijn gerangschikt aan beide zijden van een lange gang, welke tot en met de derde verdieping open is, waarbij de cellen via gietijzeren geornamenteerde galerijen toegankelijk zijn. Vanuit een centrale ruimte, waar de drie cellenvleugels bijeen komen, vindt de aansluiting op de vierde vleugel plaats.
Op de kop van elke cellenvleugel een groot rondboogvenster, en de in 1930 in de kap aangebrachte daklichten. Aan de kop van de noordwestvleugel zijn wigvormige luchtkooien, toegankelijk vanuit een rondlopende gang, welke weer aansluit op de hoofdgang van de cellenvleugel. De individuele luchtkooien zijn in 1885 aan de bovenzijde met hekwerk afgesloten.
De kerk en de ringmuur
4. De vierde omschrijving is voor de kerk van het gevangeniscomplex: in 1903 gebouwd naar ontwerp van architect W.C. Metzelaar, via luchtbrug en verbindingsgang verbonden met oostelijke cellenvleugel. Eenvoudig pand op rechthoekige plattegrond, met één bouwlaag en aan weerszijden drie getraliede rondboogvensters. Gemetselde gevels en zadeldak met zinkenroeven. Geheel gewijzigd interieur met een geornamenteerde houten dagziende kap.
5. En de vijfde omschrijving betreft de luchtplaats met ringmuur en aan stadszijde het smeedijzeren hek: verbonden met de gevangenis, de muur uitgevoerd in baksteen met een zandstenen afdekband, aan de buitenzijde voorzien van brede beren. Aan de stadszijde overgaande in een hekwerk bestaande uit ijzeren spijlen op een met hardstenen platen afgedekte gemetselde lage muur.
Voor een afschrift van de monument beschrijvingen, download de PDF Monumentenregister gevangenis en PDF Monumentenregister stadsverdediging.