Historie van Wolvenburg
De historie van Wolvenburg omspant een lange periode, van militair bolwerk en fabriekslocatie tot de plek van de stadsgevangenis van Utrecht. Na een samenvatting volgt een uitgebreider verhaal over de geschiedenis van deze bijzondere plek in de stad.
Wolvenburg ontstond in de historie rond 1580 als militair bolwerk. De stad Utrecht ging het bolwerk verpachten voor bedrijfsactiviteiten. De laatste eigenaar van de fabriek onderhield op het bolwerk en de stadswal een kwekerij voor de sierteelt. De stad Utrecht verkocht in 1852 het bolwerk aan het Rijk. In 1856 opende de cellulaire gevangenis Gesticht Wolvenburg.
In 1986 werd gevangenis Wolvenplein een Penitentiaire Inrichting. Diverse verbouwingen volgden tot de definitieve sluiting in juni 2014. In al die tijd hebben duizenden onbekende en enkele bekende personen op dit adres gezeten. Nu duurt tijdelijk gebruik van de gevangenis mogelijk tot 2025.
Bolwerk Wolvenburg
Door beleid van Karel V kreeg de stadsmuur van Utrecht torens met de namen van dieren. Op deze hoek van de stad kwam een verdedigingstoren met de naam Wolf. In deze tijd zijn ook de molens herplaatst binnen de stadsmuren. Molen De Kroon kwam bij toren Hond te staan. Aan de andere zijde van toren Wolf stonden toren Vos en de Plompetoren.
De Republiek der Zeven Provinciën versterkte niet veel later de stad met bolwerken en op deze hoek van de stad kreeg bolwerk Wolvenburg rond het jaar 1580 haar vorm. Na de 80-jarige oorlog in 1648 zijn de torens en bolwerken verwaarloosd. Toch bleef Wolvenburg tot 1829 onderdeel van de stadsverdediging.
In die hele periode van historie was het bolwerk nooit voor haar militaire doeleinden ingezet en werd het als eiland in de stadsbuitengracht voor nuttiger doeleinden gebruikt.
Moerbeibomen en zijderupsen
In 1723 huurde Joseph d’ Angelis het bolwerk. Joseph had als vak het cultiveren van moerbeibomen die geschikt zijn voor de kweek van zijderupsen. Een groot verwerkingsbedrijf voor zijde stond op de Zeedijk: Zijdebalen.
In 1745 nam koopman in lakens Simon Elijn de huur over en bij de huur inbegrepen was de goed bruikbare toren Wolf als woning en kantoor. De zijdeteelt in Nederland werd geen succes waardoor Zijdebalen zijdecocons ging importeren.
Lakmoesfabriek
In 1759 huurde Willem Jan van Dijk het bolwerk met toren Wolf voor een te beginnen lakmoesfabriek en bouwde daarvoor molen De Croon om voor het vermalen van verfstoffen. In 1767 volgde schoonzoon Eelsing hem op en molen De Kroon sneuvelde ergens in deze periode. Eelsing junior vond een nieuwe compagnon in de gebroeders Van Weede.
De lakmoesfabriek maakte kleurstof uit korstmossen en die werd gebruikt voor suikerwerk, wijn en sterke dranken, voor papier en de was. Het eindproduct werd als blauwe kubusjes in binnen- en buitenland verkocht en was het blauwsel als witmaker van de was.
De lakmoesfabriek had ongeveer 16 medewerkers en was niet de enige in Utrecht. Aan de Oudegracht stond de fabriek van de Gebroeders Koopman die later verhuisde naar de Oosterkade. In Nederland stonden in die tijd ongeveer acht van dergelijke bedrijven, Utrecht was een belangrijke stad voor het maken van lakmoes. Het was overigens een sterk vervuilende activiteit, met het afvalwater dat uitkwam op de singel.
De lakmoesfabriek van firma Van der Hoop en Bienfait stopte na een brand in 1829. De firma Bienfait uit Amsterdam ging verder met haar handel- en transportonderneming en het beheer van suikerplantages in Suriname.
Flora’s hof
Bolwerk Wolvenburg bleef in 1829 achter zonder fabriek met Frans van der Hoop en zijn gezin, schoonvader Cornelis van Weede en twee dienstmeiden wonend in de omgebouwde waltoren Wolf.
Van der Hoop had een hobby en door zijn groene vingers ontstond op Wolvenburg en de stadswal een waar Flora’s hof van grote vermaardheid met exotische planten. Zijn collectie werd in binnen- en buitenland bekend: camelia’s, rododendrons, arboretums, paconia’s, rozen op stam, oranjebomen, azalea’s, dahlia’s, heesters enz. enz..
Schietbaan
In 1844 kreeg de Stad voor het bolwerk een nieuwe bestemming in gedachte, want er ontbrak in de stad een gevangenis voor gestraften. Maar het Rijk en de Provincie hadden een ander terrein op het oog in de wijk Oudwijk. De plannen gingen niet door.
De stad verhuurde in 1851 het bolwerk en op dinsdag 1 Juli hield het Scherpschutterscollege St. Hubert op Wolvenburg een inwijdingsfeest van de nieuwe schietbaan. Het bleek maar voor korte duur.
De Gevangenis
In 1852 viel toch een definitieve besluit om een gevangenis te bouwen op het bolwerk. De Stad Utrecht verkocht een bouwrijp gemaakt terrein aan het Rijk, waarmee een einde kwam aan de historie van de waltoren en de ligging als eiland in de Stadsbuitengracht. De opbrengst voor de stad was 14.000 gulden minus de bouwrijp maak kosten.
In 1852 startte de bouw met verschillende aanbestedingen. De gevangenis werd bestemd voor veroordeelden tot eenzame opsluiting en voor gegijzelden om schulden. Een deel van het Gesticht Wolvenburg werd gereserveerd voor veroordeelden door de Militaire Rechtbank.
Het was de tweede gevangenis in Nederland die voor die functie geheel cellulair werd ontworpen en dat was nieuw in die historie van gevangenissen. Het gesticht had 116 cellen en enkele groepsverblijven en de officiële indienststelling was op 1 juli 1856.
Cellulaire opsluiting
De gevangenis kende een geheel nieuw ontwerp met vanuit een centrale locatie toezicht mogelijk op alle drie vleugels waarvan twee van de drie vleugels voor mannen (117 personen)en de derde vleugel (19 cellen) voor vrouwelijke gevangenen.
Eenzame opsluiting met zo min mogelijk contact, dat was de bedoeling. Ook het contact met personeel werd minimaal gehouden, daarom hadden alle cellen stromend water, licht, verwarming en een wc. Te bedenken dat in die tijd het merendeel van de huizen in de stad dat geen van alle had!
Het gevangenisterrein kreeg een ringmuur met hekwerk en de luchtkooien waren aan de uiteinden van de drie verdiepingen hoge vleugels te vinden. Het cellulair regiem was streng met een half uur luchten per dag per gevangene en de rest van de tijd verblijf op cel.
Gedetineerden voerden op cel arbeidstaken uit, onderlinge contacten waren ten strengste verboden en met zwarte kappen over het hoofd gingen de gedetineerden naar de luchtkooi.
Uitbreiding in 1877
In 1877 breidde de gevangenis uit met 77 cellen door verlenging van de korte voormalige vrouwenvleugel. Bij de verbouwing in 1877 kon een hardnekkig probleem niet opgelost worden: de voortdurende verstopping van rioolafvoeren van de oude cellen.
De nieuwe cellen kregen geen toilet meer en wel een dagelijks te legen tonnetje. De nieuwe cellen waren voorzien van een veel betere verwarming en de overige cellen kregen dat vier jaar later. Het militaire deel van de gevangenis ging naar Nieuwersluis.
In 1903 vond een uitbreiding van het complex plaats met een kerkgebouw. Gevangenen mochten tijdens de dienst geen contact met elkaar hebben. Het verblijf bleef strikt cellulair. De vrouwelijke gedetineerden verbleven tot 1905 in een oudere vleugel en werden toen overgeplaatst naar Woerden.
In 1914 veranderde het gevangenisregime met een versoepeling van de strenge isolatieregels. De wijziging van het regime was ingrijpender door het werk in gemeenschappelijke werkruimten en uitgebreidere mogelijkheden voor onderwijs.
Huisvesting voor personeel
Een deel van het gevangenispersoneel was verplicht op het gevangenisterrein te wonen. Zo mocht de directeur niet zonder toestemming van het bestuur het terrein verlaten en ander personeel had daarvoor toestemming van de directeur nodig.
Voor de gevangenis staan drie panden waar gewoond werd. In de historie had het centrale pand een hoofdentree met portiersloge en vier woonhuizen voor de directie, schoolmeester en portier. Ter weerszijden stond een bewaarderswoning.
Het aantal inpandige woningen werd uitgebreid bij de vergroting van de gevangenis in 1877 en in 1897 kwam het rijtje van zes woningen bij de gevangenis. Al die woningen waren tot 1986 in gebruik voor personeel. Na dat jaar werden de inpandige woningen onderdeel van de gevangenisfunctie.
De eerste sluiting
De strafgevangenis aan het Wolvenplein stond na 1 september 1932 door ‘ontvolking’ leeg. Toen kwamen er plannen om de gevangenis te slopen en voor de gemeente leek de locatie erg geschikt voor een schouwburg. Het Rijk had al tekeningen laten maken voor een nieuw te bouwen belastingkantoor.
Intussen was er tijdelijk gebruik voor de Universiteit als opslaglocatie van de bibliotheek en kreeg heel toepasselijk in deze omgeving het Criminologisch Instituut er onderdak. En dan was er nog kantoorruimte voor het Melk Controlestation.
In die periode werd het rijtje bewaarderswoningen (tijdelijk) vrijgegeven voor andere inwoners van de stad. Na 1986 hebben ze in het geheel die functie voor de gevangenis verloren en zijn de woonhuizen verkocht.
De gevangenis in 1939 weer geopend
Sloopplannen voor de gevangenis gingen in de jaren 1930 niet door. De gevangenis bleek in 1938 weer nodig. Van de daarop volgende verbouwing en modernisering van de gevangenis profiteerden in de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) de bezetter. In de jaren na de oorlog zitten er veel NSB’ers en Duitsers.
Wolvenburg bleef na de oorlog een Huis van Bewaring voor in hechtenis genomen personen en kort gestraften. Omstreeks 1949 kwam er een verandering binnen het gevangeniswezen op gang waarbij de nadruk ging liggen op resocialisatie in plaats van isolatie. En zo ging Nederland in 1952 de zwijgplicht voor gedetineerden opheffen, ook personeel werd vanaf dat jaar geacht te spreken met gedetineerden.
Er is veel verbouwd en aangepast aan het gebouw. Zo werd in de jaren 1970 in plaats van sloop wederom een renovatie uitgevoerd en dat herhaalde zich zo rond het jaar 2000. Die laatste ingrijpende verbouwing maakte Wolvenplein eigentijds met video circuits, een uitbreiding met kantoren en een nieuwe portiersloge en het voldoen aan de modernste veiligheidseisen. Het complex werd als oudste cellulaire gevangenis in 2001 een rijksmonument.
Penitentiaire Inrichting
Wat klopt er van het vooroordeel dat de Nederlandse gevangenis een hotel is? Dat onderzocht Klaas van Kruistum in 2011 door op te trekken met Gert Jan die in de gevangenis werkte. Zijn 35 minuten durende uitzending gaat over een gevangenis in bedrijf met de titel “Ik werk achter de tralies”. Het verblijf viel niet mee.
Wat werkt beter, straffen of beloning? Het antwoord past niet in de historie van gevangenissen al kwam wel een belangrijke verandering in 1986 met de regime verandering tot Penitentiaire Inrichting. Daardoor is er nu een meer menselijker benadering en leren gedetineerden omgaan met anderen, zij leren leven in een samenleving.
Met de regime verandering ging de dagindeling naar een ochtend- en een middagshift buiten de cel: een shift voor werken en een shift voor alle andere activiteiten: luchten, studeren, bezoek, sport etc.. Dit is aangevuld met enkele recreatie-avonden. Op cel zitten wordt nog steeds veel gedaan: van de vroege avond tot de ochtend en gegeten wordt op cel.
De laatste jaren was Penitentiaire Inrichting Wolvenplein gedeeltelijk in gebruik als Huis van Bewaring en gedeeltelijk als gevangenis voor jonge veelplegers. Op het laatst had het gebouw nog 89 cellen voor gevangenen in hechtenis en 35 plaatsen voor de jonge draaideurcriminelen met een straf van twee jaar. Een jaar voor de sluiting in juni 2014 was de gevangenis nog vol in gebruik.
Bekendste gevangen
Bekende of beruchte mensen hebben op cel gezeten in deze gevangenis. Om privacy redenen zijn de namen van voormalig gedetineerden niet bekend, tenzij de persoon daarover in de historie zelf heeft gecommuniceerd:
- Ferdinand Domela Nieuwenhuis, in 1887 zeven maanden vastgezet wegens majesteitsschennis.
- Gerrit Kouwenaar (dichter) belandde tijdens de Tweede Wereldoorlog in het gevang vanwege het verspreiden van het communistische dagblad ‘De Waarheid’.
- Piet Stavast, was verzetsstrijder en dit werd in de Deutsche Untersuchungs- und Strafgefängnis Wolvenpein niet ontdekt. Hij ontsnapte november 1943 uit Wolvenplein. Hij schreef een boek over deze periode ‘Vlucht en Verzet’.
- Cornelis van Ravenswaay, na de oorlog wegens burgemeesterschap van Utrecht tijdens de Tweede Wereldoorlog als fanatiek nationaalsocialist.
- Meinoud Rost van Tonningen, na de oorlog als voormalig SS-Hauptsturmführer en voorman van het Nederlandse nationaalsocialisme.
- Gerrit Blom (de Stotteraar) ontsnapte in 1949 uit deze gevangenis. Hij was tot 1986 de bekendste inbreker van Nederland en uitbreker van gevangenissen ook. Hagar Peeters schreef historie met een boek over hem en de veranderingen in meer dan veertig jaar in het gevangeniswezen. Gerrit stopte toen hij 65 werd en overleed op 81-jarige leeftijd.
- Simon Vinkenoog zat hier in 1964 vast vanwege marihuanabezit en schreef over zijn verblijf het dagboek ‘Tegen De Wet’. In het dagboek beschrijft hij o.a. het gebruik van verboden middelen tijdens zijn gevangenschap!
Herman Brood zat hier vast, voor bezit van verboden middelen
- Herman Brood woonde halverwege de jaren zeventig korte tijd in Utrecht: in hechtenis op dit adres voor harddrugsbezit en kleine diefstallen. De bekende popzanger en junk was van vele markten thuis en maakte met zijn levensstijl historie door vaker tegen de lamp te lopen en in de Lik te zitten.
- Koos Meinderts en Harrie Jekkers: “Op 30 april 1980 besteeg Koningin Beatrix de troon en zij weigerde tegen de traditie en historie in gevangenen strafvermindering te geven. En dat pikten we niet: aksie! Met een geleend rubberbootje staken we de Wittevrouwensingel in Utrecht over en kalkten op de muur van de gevangenis: In naam van Oranje doe open die poort.” Bij het terugvaren bleek het rubberbootje lek te zijn en werden de twee helden door de politie ingerekend. Ze mochten de nacht in een cel doorbrengen. Zo schreven ze historie. Zij vertellen het zelf, begin op 1 uur en 37 minuten of eerder de film onder de link.
- Giuseppe ‘Vieze Peter’ la Serpe werd begin jaren 1990 na hechtenis in Huis van Bewaring Wolvenplein voor de derde keer veroordeeld voor betrokkenheid bij gewapende overvallen en daar maakte hij contact met bekende andere criminelen. Sinds 2006 is ‘Vieze Peter’ een door justitie beschermde getuige vanuit het misdaadmilieu.
- Vele Utrechtse penoze waren ingezetenen van Wolvenplein en maak kennis met deze groep door het boek te lezen: ‘Crimineel Utrecht, De geschiedenis van de misdaad in en om Utrecht, van Daniel M. van Dooren & Evert van der Zouw.
Wolvenburg verkocht
Justitie plaatste in juni 2014 de laatste gedetineerde over naar PI Nieuwegein en zo kwam met de in 2013 aangekondigde sluiting een einde aan de historie van de gevangenis. En de sluiting werd de start om aan een nieuwe bestemming te denken. Van april 2015 tot september 2021 was De Vrije Wolf met De LiK er gevestigd, voor tijdelijk gebruik als werkruimten of voor bezoek.
De verkoop van het complex begon in maart 2020 en duurde tot september 2021. Na 169 jaren (1852-2021) is bolwerk Wolvenburg terug naar de gemeente. Een definitieve bestemming is inmiddels bekend: wonen, werken, horeca en buurt. Het is aan de nieuwe eigenaar om voor definitief gebruik de vergunningen aan te vragen en mogelijk te verbouwen. Daardoor kan tijdelijk gebruik van de gebouwen mogelijk tot 2025 duren.
Nieuwe eigenaar
Op de nu al qua historie belangrijke datum van 1 september 2021 werden projectontwikkelaar AM en Levenslang BV de nieuwe eigenaren van bolwerk Wolvenburg met daarop alle gebouwen. Team AM gaat gebouwdelen ontwikkelen met een bestemming voor wonen en buurt en Levenslang gaat de cellenvleugels herontwikkelen naar de bestemming horeca en werken. Gezamenlijk krijgt het terrein inclusief de ommuring rondom en het hekwerk aan het plein een andere invulling met meer groen en toegankelijkheid.
Het team heeft meer partners die er straks gaan wonen of huren al gaat dat nog even duren. Naar verwachting wordt in 2025 met de ombouw gestart, bekijk daarvoor het tijdpad. Tot die tijd wordt het complex verhuurd voor werken of evenementen, zie daarvoor De Stadstuin en de De LiK.